Haiku
Ru van Rossem -:- Nu de dag ontwaakt -:- Dat enkele blad
Bloesem van kristal -:- Met de stroom mee -:- Het regent vlinders
Zon op zijn vleugels -:- Vervlogen dromen -:- Sterren wenken
Aan de wind....

 

Ru van Rossem
----------------

Beelden van destijds,
nu doorleefd in zijn etsen;
wereld op zolder.


Gedreven vingers
hanteren de penselen;
een stilleven.

.
Vervlogen jaren
omlijsten zijn gelaat.
Hoe jong nog zijn blik.


Kleuren en vormen
geraakt door jouw handen-
reizen door de tijd.


Beweging
bevroren...voor een moment.
Beeldenpracht.

 




























Nu de dag ontwaakt
----------------

Nu de dag ontwaakt
ligt de zon nog verborgen
in nevelig grauw.

Wolken-ze wijken
traag van de grijze hemel ;
laten de zon los.

Zover het oog reikt
schrijden wolken statig
voort,zonder gerucht.

Dampende aarde ;
nu de vorst is verdwenen
groeien molshopen.

De vorm van het blad
verandert geleidelijk ;
een rups kromt zijn rug.

Bloesem overal ;
op mijn pas geverfde deur
blijft een deel achter.

Langs het karrenspoor
fluisteren bladeren
het lentelied.

Alsmaar onderweg
door bruisende nachten heen,
gedachten.

 




























Dat enkele blad
-------------

De stormwind tegen-
gebogen gaan zij vooruit,
stapje voor stapje.

Bonte kleuren
dansend op de herfstwind,
dat enkele blad.

De kruinen deinen-
in de kille oostenwind
dwarrelt goud omlaag.

Haast onmerkbaar
besluipt kilte de paden
naar het avondland.

Onder lantaarnlicht
haast mijn schaduw zich voort ;
steeds weer,steeds weer....

Een nacht als deze
waarin de maan zich verschuilt,
dolen stormen.

Onweerstaanbaar
bij flakkerend kaarslicht,
de nachtvlinder.

 




























Bloesem van kristal
-----------------

Een ijzige storm
geselt de kastanjeboom
aan een zijde wit.

De heldere nacht
weerkaatst in het heideven
bloesem van kristal.

Genadeloos
in het strakblauw,
de zon.

Een kleurig lint trekt
langs wuivende rietkragen
kilometers ver.

In kilte gevangen
ontsnapt druppel na druppel
aan de ijspegel.

 




























Met de stroom mee
--------------------

In deze vroegte
de visser en zijn bootje
gehuld in nevels.

De heldere beek
kronkelt ruisend de schaduw
van de bosrand in.

Gefilterd zonlicht
onderschept de zalmforel,
onbeweeglijk nog.

Tussen twee oevers
reikt vliedend water ruisend
naar het avondlicht.

De veerboot vertrekt-
vanuit de verte weerklinkt
gedempt klokgelui.

De stroom voert ons mee
naar onbekende verten-
in stille duister.

Wind en water
eindeloos in beweging ;
wuift het riet,wuift riet...

Zo tijdloos
op het ritme van de zee
dansen golven.

 




























Het regent vlinders
----------------

Op de lantaarnpaal
koert een koppeltje duiven ;
en wij daaronder.

In een wolk van stof
jaagt de wind over het erf ;
klompen voor de deur.

Witrose bloesem-
In de tuin van mijn jeugd
regent het vlinders.

Voor mij ,een meloen
met alle zonnewarmte
er nog binnenin.

Goudgele velden
wuivend koren rondom ;
alleen jij en ik.

In dampig land
verdrinkt de regenboog;
een vleugje stilte.





























Zon op zijn vleugels
----------------

De libel, roerloos
boven de waterspiegel-
zon op zijn vleugels.

Telkens weer druppelt
de dauw van bladeren-
het ven rimpelt het bos.

Als ik verder ga
de schaduw in van het bos,
waart de stilte rond.

Dit eindeloos woud-
hoe machtig zijn gewelven
en toch zo kwetsbaar.

Vanuit niets klatert
water over zijn flanken,
onuitputtelijk.

Hoog in de spar
het gezang van de merel.
Laat zonlicht ebt weg.

 




























Vervlogen dromen
--------------

In de witte vaas
een geurend boeket rozen,
om stil bij te staan.

Het open venster-
als op vleugels gedragen
snelt mijn hart vooruit.

Vervlogen dromen
op de drempel van morgen ;
je bloesemgeur blijft.

Het huis van destijds-
kamers van nu behangen
met mijn gedachten.

Nu ik hier weer sta,
voor zijn met goud bedekt graf,
woedt in mij een storm.

Stoffig verleden-
In nog geen duizend woorden
het afscheid ervan.

Nog fluistert de wind.
Een ritselend blad ; stilte!
Wat blijft .. zijn woorden.

 




























Sterren wenken
-------------

Zinderend asfalt
spoed zich onder mij vandaan ;
brengt jou dichterbij.

Ver van de paden
over duinranden heen,
laat zonlicht.

Sporen in de nacht-
reizigers onderweg
naar verre streken.

Sterren wenken;
telkens iets…verandert
het oneindige.

Alsmaar onderweg
door bruisende nachten heen,
gedachten.

Onweerstaanbaar
bij flakkerend kaarslicht,
de nachtvlinder.

 

 




























Aan de wind....
-------------

Onze tuin
met enkel beelden
in groen.

Eindeloos wad-
rondom ons de stilte
oorverdovend.

Een glimlach tovert
haar gezicht verrassend jong-
achter glas zwaait ze.

Even maar..een glimp
van je ogen ontmoeten
en weer verdergaan.

Immer dat zoeken
naar de oevers van stilte
in je armen.

Op dit late uur
een stil verlangen naar jou
door zon verlaten.

Aan de wind
geef ik mijn gedachten mee-
aan jou mezelf.

Tussen de regels
een brug naar verre vrienden
gewoon met woorden.